temer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·mer
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van temen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord temer temers
verkleinwoord temertje temertjes

Zelfstandig naamwoord

temer [1]

  1. iemand die teemt

Gangbaarheid

  • Het woord 'temer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
29 %van de Nederlanders;
18 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Portugees

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
temer
temia
temido
volledig

Werkwoord

temer

  1. vrezen

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /teˈmeɾ/
Woordafbreking
  • te·mer

Werkwoord

temer

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
temer
temía
temido
volledig
  1. onovergankelijk vrezen, bang zijn
  2. overgankelijk vrezen
  3. vrezen dat
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.