telex
Nederlands
Woordafbreking
- te·lex
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘seintoestel’ voor het eerst aangetroffen in 1932 [1]
- Samentrekking van het Amerikaans-Engelse teletypewriter en exchange (met het voorvoegsel tele-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | telex | telexen |
verkleinwoord | - | - |
Hyponiemen
- bedrijfstelex
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
telexen |
telex
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van telexen
- Ik telex.
- gebiedende wijs van telexen
- Telex!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van telexen
- Telex je?
Gangbaarheid
- Het woord telex staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'telex' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.