teler

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van telen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord teler telers
verkleinwoord telertje telertjes

Zelfstandig naamwoord

teler m

  1. (beroep) iemand die zich bezighoudt met verbouwen van bloemen, planten, fruit enz
    • De telers maakten zich zorgen over de gestegen energiekosten. 
Hyponiemen
  • druiventeler, groenteteler, tabaksteler
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord teler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.