taligheid
Nederlands
Woordafbreking
- ta·lig·heid
Zelfstandig naamwoord
taligheid v
- de mate waarin men één of meer talen beheerst
- Taligheid vind ik heel belangrijk. Stel: wij werken samen en jij zegt iets wat volgens mij geen correct Nederlands is, dan zeg ik daar iets van en dan vind jij dat misschien irritant. Het feit dat ik de neiging heb om alles maar uit te spreken wat ik denk, kan voor anderen heel vervelend zijn. Misschien zou ik het minder moeten doen.” [1]
- WIL is volgens de jury „een brutale, ambitieuze en veelzijdige” oorlogsroman, waarin de Antwerpenaar „tempo en taligheid hand in hand laat gaan”. „Een literaire oerkreet.” Ook de lezersjury koos voor Olyslaegers, wat de schrijver nog eens 2500 euro aan prijzengeld opleverde. [2]
- de mate waarin men aanleg heeft om talen te leren
Gangbaarheid
- Het woord taligheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'taligheid' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia 27-11-18 Pieter Zwart: doel ‘multimiljonair’ is behaald, dat kan ik loslaten
- Reformatorisch Dagblad 15-05-2017 Literatuurprijs voor Jeroen Olyslaegers
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.