talie
Nederlands
Woordafbreking
- ta·lie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘takel’ voor het eerst aangetroffen in 1657 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | talie | talies |
verkleinwoord | talietje | talietjes |
Verwante begrippen
- hijstoestel
Hyponiemen
- achtertalie, ankertalie, geschuttalie, grondtalie, haaktalie, halstalie, pentertalie, roertalie, staarttalie, wanttalie
Werkwoord
vervoeging van |
---|
taliën |
talie
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taliën
- Ik talie.
- gebiedende wijs van taliën
- Talie!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taliën
- Talie je?
Gangbaarheid
- Het woord talie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'talie' herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "talie" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- talie op website: Etymologiebank.nl
- talie op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.