takelaar
Nederlands
Woordafbreking
- ta·ke·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | takelaar | takelaars |
verkleinwoord | takelaartje | takelaartjes |
Zelfstandig naamwoord
takelaar [1]
- Met een kraan werd geprobeerd de auto uit het gat te halen, maar de kraan bleek te zwaar. Het risico dat de grond verder zou verzakken, was daardoor te groot. Uiteindelijk wist een andere takelaar het voertuig wel uit het gat te trekken. [2]
- (beroep) iemand die een kraanwagen bedient
- Een auto wordt weggesleept. Stoere mannen hijsen met onverzettelijke achteloosheid een gloednieuwe sportautomobiel van de stoep. ...... O, zo. Echt waar, ik heb een keer gezien dat een van die takelaars goedkeurend op de schouder werd getikt en een sigaar kreeg aangeboden. [3]
- (beroep) iemand die het tuig van een (zeil)schip in orde maakt
- Hij was takelaar, scheepstuigmaker. Terwijl hij achteloos een paar knopen aan een leguaan vlecht, vertelt hij over de duizend verschillende dingen die ze met touw deden. [4]
Gangbaarheid
- Het woord 'takelaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 03-03-18 Karel zakt met auto in sinkhole: 'Hij ging zo 'tjoek' naar beneden'
- NRC Jean-Paul Franssens 28 juli 1992 Leedvermaak
- NRC H.M. van den Brink 24 november 1994 Nederland smurft aan zijn toekomst
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.