tabulator

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·bu·la·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘mechanisme aan schrijfmachine dat kolommen doet verspringen’ voor het eerst aangetroffen in 1913 [1]
  • Naamwoord van handeling van tabuleren met het achtervoegsel -ator [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tabulator tabulatoren
tabulators
verkleinwoord tabulatortje tabulatortjes

Zelfstandig naamwoord

tabulator m [3]

  1. voorziening om te tabuleren (b.v. aan een schrijfmachine: die de wagen over een afgestelde kolombreedte doet verspringen)

Gangbaarheid

  • Het woord tabulator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
60 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.