surrogaat

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sur·ro·gaat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vervangingsmiddel’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Latijnse surrogatum met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord surrogaat surrogaten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

surrogaat o [3]

  1. vervangingsmiddel van mindere kwaliteit
Hyponiemen
  • botersurrogaat, houtsurrogaat, koffiesurrogaat, suikersurrogaat, theesurrogaat
Afgeleide begrippen


Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord surrogaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.