stunt
Nederlands
Woordafbreking
- stunt
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bravourestuk’ voor het eerst aangetroffen in 1946 [1]
- Ontleend van het Amerikaans-Engelse stunt [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stunt | stunts |
verkleinwoord | stuntje | stuntjes |
Zelfstandig naamwoord
stunt m
- een ongewone en moeilijke fysieke prestatie
- In Schalkhaar durfde de organisatie het paasvuur niet aan te steken vanwege de droogte. Daarom is een gigantisch openluchtscherm opgesteld met daarop een film van het paasvuur. ,,Het is een mooie stunt en laat zien dat wij niet bij de pakken gaan neerzitten.’’ [3]
- iets wat iemand doet en erg opvalt
Hyponiemen
- publiciteitsstunt, reclamestunt, verkiezingsstunt
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord stunt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stunt' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "stunt" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- stunt op website: Etymologiebank.nl
- Tubantia Marko Faas 22-04-19 Toch gezellig in Schalkhaar door paasvuur op enorm filmscherm
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.