strooier
Nederlands
![](../I/m/Zoutstrooier_van_cr%C3%A8me-wit%2C_verm._Maastrichts_steengoed_van_cilindervorm_met_eivormige_-_T21OFL_-_60018772_-_RCE.jpg)
zoutstrooier
Woordafbreking
- strooi·er
Zelfstandig naamwoord
strooier m [1]
- een apparaat waarmee men een bepaalde stof over iets anders kan verdelen door te strooien
- Er wordt dan wel veel gestrooid, maar twee derde denkt dat strooizout voor een vals gevoel van veiligheid zorgt. „En zoab laat het zout wegsijpelen.” Maar ook complimenten voor de strooiers: „Ze doen het toch maar voor ons.”[2]
- een persoon die iets verspreidt
- Nausicaa Marbe hekelt in haar column de ramadanwens die premier Rutte gisteren op Twitter plaatste. ,,Rutte is anders geen gretige strooier met religieuze feestwensen. Slechts een nieuwjaarswens verlaat het Torentje."[3]
Gangbaarheid
- Het woord strooier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'strooier' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 10 jan. 2017
- de Telegraaf Nausicaa Marbe 19 jun. 2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.