streng

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • streng
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘koord, bundel draden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1177 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord streng strengen
verkleinwoord strengetje strengetjes

Zelfstandig naamwoord

streng v / m

  1. bundel van gewonden draden
  2. draad met geregen steentjes, kralen e.d
  3. (medisch) orgaan of deel van een orgaan dat op een bundel draden lijkt
Hyponiemen
  • achterstreng, boogstreng, dubbelstrengs, haarstreng, hartstreng, kabelstreng, navelstreng, ruggenstreng, zaadstreng, zenuwstreng
Afgeleide begrippen
  • strengpers, strengenkabel
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen strengstrengerstrengst
verbogen strengestrengerestrengste
partitief strengsstrengers-

Bijvoeglijk naamwoord

streng

  1. zonder ruimte voor tegenspraak
    • Zijn strenge houding zorgde eindelijk voor een gedragsverandering bij de kwajongen. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • gestreng, strengelijk, strengheid
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
strengen

streng

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strengen
    • Ik streng. 
  2. gebiedende wijs van strengen
    • Streng! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strengen
    • Streng je? 

Gangbaarheid

  • Het woord streng staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.