stola

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sto·la
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘sjaal over de schouders’ voor het eerst aangetroffen in 1934 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord stola stola's
verkleinwoord stolaatje stolaatjes

Zelfstandig naamwoord

stola v/m

  1. omslagdoek, brede halsdoek
    • De rijke dame droeg een fraaie stola rond haar hals. 
Hyponiemen
  • bontstola

Gangbaarheid

  • Het woord stola staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.