stiefzus
Nederlands
Woordafbreking
- stief·zus
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van zus met het voorvoegsel stief-; op te vatten als (verkorting) van stiefzuster
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stiefzus | stiefzussen |
verkleinwoord | stiefzusje | stiefzusjes |
Zelfstandig naamwoord
stiefzus v
- dochter uit een voorafgaand huwelijk van iemands tweede vader of moeder
- Zijn stiefzus was een stuk ouder, maar ze konden het goed met elkaar vinden.
- dochter uit een later huwelijk van iemands eigen vader of moeder
- Toen zijn vader hertrouwde kreeg zijn zelfs nog een stiefzus.
Gangbaarheid
- Het woord stiefzus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stiefzus' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.