sporter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spor·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van sporten met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord sporter sporters
verkleinwoord sportertje sportertjes

Zelfstandig naamwoord

sporter m

  1. beoefenaar van een sport
    • Enkele sporters werken in de fitnessruimte aan hun conditie. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sporter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.