spons
Nederlands
Woordafbreking
- spons
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spons | sponsen sponzen |
verkleinwoord | sponsje | sponsjes |
Zelfstandig naamwoord
spons v/m
- (dierkunde) dier behorend tot de stam Porifera
(sponsdieren), sedentaire, primitieve meercellige dieren die zich vastzetten op de bodem van (meestal) zeeën en oceanen tot op 8,5 kilometer diepte - zacht en buigzaam opgedoken skelet van [1] dat als hulpmiddel bij het schoonmaken gebruikt wordt omdat het een grote hoeveelheid water in zijn poriën kan opnemen
- van kunststof vervaardigd hulpmiddel bij het schoonmaken dat de eigenschappen van [2] nabootst
Hyponiemen
- boorspons, pannenspons, platinaspons, rozenspons, schuurspons, spermaspons, subsidiespons, zoetwaterspons
Afgeleide begrippen
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
sponzen |
spons
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sponzen
- Ik spons.
- gebiedende wijs van sponzen
- Spons!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sponzen
- Spons je?
Gangbaarheid
- Het woord spons staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spons' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.