spise

Deens
Uitspraak
  • Geluid:  spise    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈsb̥iːsə /
Woordafbreking
  • spi·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Nederduits
stamtijd
onbepaalde
wijs		 tegenwoordige
tijd		 verleden
tijd		 voltooid
deelwoord
spise
spiser
spiste
spist
volledig

Werkwoord

spise

  1. eten
Afgeleide begrippen
  • spise op
  • spise ude
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spise     spisen     spiser     spiserne  
genitief   spises     spisens     spisers     spisernes  

Zelfstandig naamwoord

spise, g

  1. eten



Noors
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈspiːsə /
Woordafbreking
  • spi·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Nederduits
Naar frequentie 446
vervoeging
onbepaalde wijs spise
tegenwoordige tijd spiser
verleden tijd spiste
voltooid
deelwoord		 spist
onvoltooid
deelwoord		 spisende
lijdende vorm spises
gebiedende wijs spis
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

Werkwoord

spise

  1. overgankelijk eten
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Typische woordcombinaties
  • ikke spise fisk
geen vis eten


  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spise     spisen     spiser     spisene  
genitief   spises     spisens     spisers     spisenes  

Zelfstandig naamwoord

spise m

  1. eten
Verwante begrippen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.