speculeren
Nederlands
Woordafbreking
- spe·cu·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gokken (op)’ voor het eerst aangetroffen in 1866 [1]
- afgeleid van het Franse spéculer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
speculeren |
speculeerde |
gespeculeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
speculeren
- inergatief inzetten op een bepaalde kans, meestal met hoog risico
- Hij speculeerde op de winst van AZ, maar verloor een hoop geld.
Vertalingen
1. inzetten op een bepaalde kans, meestal met hoog risico
Gangbaarheid
- Het woord speculeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'speculeren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.