spastisch
Nederlands
Woordafbreking
- spas·tisch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘krampachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van spasme met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | spastisch | spastischer | |
verbogen | spastische | spastischere | |
partitief | spastisch | spastischers | - |
Gangbaarheid
- Het woord spastisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spastisch' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.