soja
![](../I/m/Soybeanvarieties.jpg)
Variëteiten aan sojabonen.
Nederlands
Woordafbreking
- so·ja
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘pikante saus’ voor het eerst aangetroffen in 1670 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soja | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
soja m
- (plantkunde), (voeding) Glycine max
de sojaplant is een peulvrucht waarvan de boon als grondstof dient voor veel producten - (voeding) sojasaus
Afgeleide begrippen
- soja-eiwit, sojaboon, sojakaas, sojameel, sojamelk, sojaolie, sojaroom, sojasaus, sojascheut, sojataart, sojavlok
Vertalingen
1. de sojaplant is een peulvrucht waarvan de boon als grondstof dient voor veel producten
Gangbaarheid
- Het woord soja staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'soja' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.