snoeier

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snoei·er
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van snoeien met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord snoeier snoeiers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

snoeier m [1]

  1. iets of iemand die snoeit
    • „Er zijn snoeiers die het niet zo nauw nemen met mooi werk en opkuis, en die ontevreden eigenaars achterlaten”, stelt een woordvoerder van de Vlaamse organisatie Kom op tegen kanker, die twee jaar geleden om die reden de samenwerking stopzette met de Belgische tak van Stolk. [2] 
Synoniemen
  • afknipper
Hyponiemen
  • geldsnoeier

Gangbaarheid

  • Het woord snoeier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Arjen Schreuder 7 juni 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.