snipper
Nederlands
Woordafbreking
- snip·per
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snipper | snippers |
verkleinwoord | snippertje | snippertjes |
Zelfstandig naamwoord
snipper m
- een klein, plat stukje van betrekkelijk zacht materiaal als papier en hout
- Ik heb dat briefje verscheurd en de snippers uit het raam gegooid, je zult er geen snipper van terugvinden.
Afgeleide begrippen
- papierversnipperaar, houtversnipperaar
Werkwoord
vervoeging van |
---|
snipperen |
snipper
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snipperen
- Ik snipper.
- gebiedende wijs van snipperen
- Snipper!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snipperen
- Snipper je?
Gangbaarheid
- Het woord snipper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snipper' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.