smokkel
Nederlands
Hyponiemen
- drugssmokkel, mensensmokkel, wapensmokkel, xtc-smokkel
Afgeleide begrippen
- smokkelen, smokkelhandel, smokkelklompje, smokkelwaar
Werkwoord
vervoeging van |
---|
smokkelen |
smokkel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smokkelen
- Ik smokkel.
- gebiedende wijs van smokkelen
- Smokkel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smokkelen
- Smokkel je?
Gangbaarheid
- Het woord smokkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'smokkel' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.