slijpsel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slijp·sel
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van naamwoord van handeling slijpen met het achtervoegsel -sel
enkelvoud meervoud
naamwoord slijpsel slijpsels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

slijpsel o [1]

  1. afvalproduct van slijpen dat ook weer gebruikt kan worden bij het slijpen
    • Ach, die zielige Zamboni-chauffeur schraapte tijdens de dweilpauze voor de tien kilometer zoveel ijs van de bovenlaag dat het overtollige slijpsel op de gepoetste baan achterbleef. Er ontstond ‘richelvorming’. Gevaarlijk voor schaatsers. Ze hebben het idee dat ze iedere keer over een drempeltje moeten stappen. [2] 
Synoniemen
  • schuurzand, slijpafval, slijppoeder

Gangbaarheid

  • Het woord slijpsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Wilfried de Jong 31 oktober 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.