seun

Afrikaans
Uitspraak
  • geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord seun seuns

Zelfstandig naamwoord
  1. seun; zoon, kind van het mannelijk geslacht
  1. «Fjodor was die derde en oudste oorlewende seun van tsaar Aleksei en Maria Miloslafskaja.»
    Fjodor was de derde en oudste overlevende zoon van tsaar Aleksei en Maria Miloslafskaja.
  2. seun; jongen, jongeman
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.