schuursel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schuur·sel
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling schuren met het achtervoegsel -sel
enkelvoud meervoud
naamwoord schuursel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

schuursel o [1]

  1. het fijne stof dat vrijkomt bij schuren
    • Louis had een toets uit het manuaal gelicht en schuurde die voorzichtig. ‘Goed zo?’ vroeg hij. Hij aaide het schuursel van de toets en toonde hem aan zijn vader. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord schuursel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. DBNL (1988)–Paul Meeuws: Badhuis in de sneeuw geraadpleegd 23-11-2018
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.