schenden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schenden    (hulp, bestand)
  • IPA: /sxɛndə(n)/
Woordafbreking
  • schen·den
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schade berokkenen’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schenden
schond
geschonden
klasse 3 volledig

Werkwoord

schenden

  1. overgankelijk iets niet in acht nemen
    • Zijn handelwijze schond een eerdere afspraak. 
    • De Zweedse regering start een landelijke voorlichtingscampagne over wat te doen bij crisis en oorlog. Alle Zweden krijgen een brochure toegestuurd met praktische tips over noodvoorraden, slingerradio's en schuilkelders. De Zweden, geen lid van de NAVO, worden onder meer nerveus van Russische straaljagers die het luchtruim schenden [3] 
  1. te schande maken
  2. bederven, verderven, aantasten, beschadigen
Hyponiemen
  • beschenden
Afgeleide begrippen
  • schendbaar, schendblad, schendbrief, schender, schenderij, schendig, schending, schendster
Uitdrukkingen en gezegden
  • De rechten van iemand schenden.
  • Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht
wie slecht spreekt over zijn familie, spreekt slecht over zichzelf
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schenden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.