scheer
Nederlands
Woordafbreking
- scheer
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Oudnoor(d)s, in de betekenis van ‘rotseilandje’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1]
- van oudnoors sker, van noordgermaans, verwant met werkwoord scheren [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scheer | scheren |
verkleinwoord | scheertje | scheertjes |
Zelfstandig naamwoord
scheer v/m
- (aardrijkskunde), (scheepvaart) een kleine nauwelijks uit de zee oprijzende rots of klein eiland
- De kust van Zweden is bekend voor zijn scheren.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord scheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'scheer' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.