scheer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheer
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Oudnoor(d)s, in de betekenis van ‘rotseilandje’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1]
  • van oudnoors sker, van noordgermaans, verwant met werkwoord scheren [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord scheer scheren
verkleinwoord scheertje scheertjes

Zelfstandig naamwoord

scheer v/m

  1. (aardrijkskunde), (scheepvaart) een kleine nauwelijks uit de zee oprijzende rots of klein eiland
    • De kust van Zweden is bekend voor zijn scheren. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord scheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
scheren

scheer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheren
    • Ik scheer. 
  2. gebiedende wijs van scheren
    • Scheer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheren
    • Scheer je? 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.