sapfisch
Nederlands
Woordafbreking
- sap·fisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sapfisch | sapfischer | - |
verbogen | sapfische | sapfischere | - |
partitief | sapfisch | sapfischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
sapfisch
- (letterkunde) in de stijl van de klassieke Griekse dichteres Sapfo
- In de bundel Ongeroepen staan drie oden in een alcaeisch metrum (naar de Griekse lyricus Alcaeus), in de bundel In de koude voorjaarsnacht staan drie oden in een sapfisch metrum (naar Sapfo). [1]
- (figuurlijk) betrekking hebbend op erotiek tussen vrouwen, van een vrouw: erotisch aangetrokken tot andere vrouwen
- Omdat zij zich meestal jongensachtig kleedde werd aangenomen dat zij, zoals men dat destijds noemde, sapfische neigingen had. Of dat inderdaad zo was, weet ik niet, maar ik weet wel dat zij broeken droeg omdat ze vond dat ze lelijke benen had; en als ze echt sapfisch was vraag ik me af of ze wel zo verliefd op mijn vader had kunnen zijn. [2]
Gangbaarheid
- Het woord sapfisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sapfisch' herkend door:
6 % | van de Nederlanders; |
7 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Vink, J. ""Aan het Reitdiep" in: Trouw jrg. 50 nr. 14479 (3 januari 1992); p. 13 kol 4; geraadpleegd 2019-01-13
- Vidal, G. "Het evangelie van de luchtvaart" in: De Volkskrant jrg. 63 nr. 18386 (9 februari 1985); p. 57 (Vervolg 9) kol. 3; geraadpleegd 2019-01-13
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.