samenscholing

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·men·scho·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord samenscholing samenscholingen
verkleinwoord samenscholinkje samenscholinkjes

Zelfstandig naamwoord

samenscholing v

  1. het samenscholen
  2. de samengeschoolde menigte
    • Reizigers wordt vanwege de diplomatieke spanningen tussen Turkije en Nederland sinds zondagavond aangeraden in heel Turkije alert te zijn en samenscholingen en drukke plaatsen te vermijden, [1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord samenscholing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.