samenhangend
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: samenhangend (hulp, bestand)
- IPA: /ˌsamənˈhɑŋənt/ (vooral als onvoltooid deelwoord ook: /ˌsamənˈhɑŋənt/)
- (Noord-Nederland): /ˌsamə(n)ˈhɑŋənt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˌsamə(n)ˈhɑŋənt/
- (Limburg): /ˌsamə(n)ˈhɑŋənd/
Woordafbreking
- sa·men·han·gend
Woordherkomst en -opbouw
- samenhangen met de uitgang -d
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samenhangen |
samenhangend
- onvoltooid deelwoord van samenhangen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | samenhangend | samenhangender | samenhangendst |
verbogen | samenhangende | samenhangendere | samenhangendste |
partitief | samenhangends | samenhangenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
samenhangend
- verband houdend (met iets dat genoemd wordt)
- een hecht geheel vormend
Synoniemen
- [2] coherent
Gangbaarheid
- Het woord samenhangend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'samenhangend' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.