saamhorig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • saam·ho·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van saam (samen) en de stam van horen met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen saamhorigsaamhorigersaamhorigst
verbogen saamhorigesaamhorigeresaamhorigste
partitief saamhorigssaamhorigers-

Bijvoeglijk naamwoord

saamhorig

  1. gekenmerkt door een gevoel bij elkaar te horen
    • Dit was een saamhorige groep mensen. 

Gangbaarheid

  • Het woord saamhorig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
65 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.