röntgen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rönt·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord röntgen -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

röntgen m [2]

  1. (eenheid) eenheid van hoeveelheid röntgenstraling (geen SI-eenheid)
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
röntgenen

röntgen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van röntgenen
    • Ik röntgen. 
  2. gebiedende wijs van röntgenen
    • Röntgen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van röntgenen
    • Röntgen je? 

Gangbaarheid

  • Het woord röntgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.