roedel
Nederlands
Woordafbreking
- roe·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | roedel | roedels |
verkleinwoord | roedeltje | roedeltjes |
Zelfstandig naamwoord
roedel m
- een groep honden, wolven, herten of ook gemzen waar een sterke hiërarchie heerst
- Bij roofdieren (hondachtigen) wordt de roedel geleid door de zogenaamde alfareu (het meest dominante mannetje) en de alfateef (het meest dominante vrouwtje).
Hyponiemen
- hertenroedel
Afgeleide begrippen
- roedelbaan
Vertalingen
1. een groep
Gangbaarheid
- Het woord roedel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'roedel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.