robe
Nederlands
Woordafbreking
- ro·be
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘japon’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | robe | robes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
robe v/m
- (kleding) een statig, lichaamsbedekkend kledingstuk dat voornamelijk gedragen wordt bij plechtige gelegenheden
- Koningin Beatrix droeg op Prinsjesdag een robe van een zware matelassé brokaat met ingeweven motieven in de kleuren bruin, beige, brique en bordeaux.[2]
Gangbaarheid
- Het woord robe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'robe' herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen. |
Frans
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
robar |
robe
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van robar
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.