ride

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ride    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɑjt/
Woordafbreking
  • ride
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

ride m

  1. (alleen in vaste verbindingen) verder rijden, niet blijven parkeren
Uitdrukkingen en gezegden
  • kiss-and-ride
  • park-and-ride
Opmerkingen
  • Op zichzelf is 'ride' geen Nederlands woord, maar het is deel van vaste verbindingen die wel tot het Nederlands behoren. Het komt ook voor in samenstellingen als freeride en joyriding die als geheel zijn ontleend.

Gangbaarheid

  • Het woord 'ride' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
41 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.

Engels

Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to ride
he/she/it rides
verleden tijd rode
voltooid
deelwoord
ridden
onvoltooid
deelwoord
riding
gebiedende wijs ride

Werkwoord

ride

  1. berijden, rijden
enkelvoud meervoud
ride rides

Zelfstandig naamwoord

ride

  1. rit
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.