reveil
Nederlands
Woordafbreking
- re·veil
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opleving in het godsdienstig leven’ voor het eerst aangetroffen in 1845 [1]
- uit het Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reveil | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
reveil
- opleving of vernieuwing van het geestelijke leven
- Eeklo, Lommel, Gent, Deerlijk, Malderen, Londerzeel, Tervuren, Beernem ... in al die gemeenten is er dit jaar op Allerheiligen meer dan chrysanten en heilige stilte. Drie jaar na de eerste editie van kerkhoffestival Reveil zijn er straks op 1 november op meer dan zeventig locaties optredens, met 92 artiesten, meer dan op Rock Werchter: meestal muziek, en hier en daar ook poëzie. Op het programma staan onder anderen Ozark Henry, Isbells, Senne Guns, Jonas Winterland, Maud Vanhauwaert en Jan Swerts. [2]
- En toen KRO-coryfee Willebrord Frequin destijds PvdA-premier Joop den Uyl toevoegde: ‘Volgens de heer Van Agt kunt u doodvallen’, at Den Uyl zijn handvol pinda’s op om vervolgens te zeggen: ‘Och, ik volg de ontwikkelingen van het ethisch réveil op de voet’. [3]
Gangbaarheid
- Het woord reveil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reveil' herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "reveil" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- de Standaard MAANDAG 16 OKTOBER 2017
- Tubantia 14-juni-2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.