retourneren
Nederlands
![](../I/m/Wozniacki_forehand.jpg)
[2] retourneren van de bal
Woordafbreking
- re·tour·ne·ren
Werkwoord
retourneren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
retourneren |
retourneerde |
geretourneerd |
zwak -d | volledig |
- iets of iemand naar het punt van vertrek terugbrengen of terugzenden
- Als het met dat geduld toch is mislukt, is de energie en zelfopoffering bijeenrapen om tot aan de winkel (of het postkantoor) te stappen en een verkeerd gekocht kledingstuk te retourneren, een uitgelezen plan B. [3]
- terugslaan van de bal bij tennis
- De Duitser Jan-Lennard Struff probeerde in Peking een hoge bal van zijn landgenoot Mischa Zverev hard te retourneren, maar hij kwam met zijn racket niet hoog genoeg waardoor de keiharde smash een subtiel dropshot werd. De bal ging net over de goede kant van het net. [4]
Synoniemen
- terugbrengen, terugzenden, terugbezorgen, terugsturen, terugwijzen
Afgeleide begrippen
- retournering
Vertalingen
1. iets of iemand naar het punt van vertrek terugbrengen of terugzenden
Gangbaarheid
- Het woord retourneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'retourneren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Wiktionnaire
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 24 SEPTEMBER 2016 door Ingeborg Deleye
- Tubantia 2 oktober 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.