ressort
Nederlands
Woordafbreking
- res·sort
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rechtsgebied’ voor het eerst aangetroffen in 1566 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ressort | ressorts |
verkleinwoord | ressortje | ressortjes |
Zelfstandig naamwoord
ressort [3]
- rechtsgebied met een zekere geografische uitbreiding
- De procureur des Konings moet het signaleren aan de procureur-generaal (PG) van het gerechtelijk ressort, en die moet op zijn beurt te rade gaan bij het College van PG’s. ‘Maar’, zo zegt Meilleur, ‘eigenlijk is er niemand die mág trancheren welk dossier dan voorrang krijgt en welk niet.’ [4]
- Strafadvocaat Derk van den E. (45) uit Rotterdam is voor een half jaar geschorst vanwege het in brand steken van een vakantiehuis van een vriendin in Italië. Dat heeft de raad van discipline van het ressort Den Haag bepaald. [5]
- spiraalvormige veer, de matras met spiraalvormige veren
Gangbaarheid
- Het woord ressort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ressort' herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "ressort" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ressort op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 12/december/2016 door Marjan Justaert
- Tubantia Theo Teitsma 06-september-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.