repetir

Catalaans

stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
repeteixo repetia repetit
3e vervoeging volledig

Werkwoord

repetir

  1. herhalen, repeteren


Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • re·pe·tir

Werkwoord

repetir

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
repetir
repetía
repetido
volledig
  1. onovergankelijk oprispen, opbreken, oprispingen veroorzaken
  2. overgankelijk herhalen, itereren
  3. overdoen, blijven zitten
  4. nadoen
Verwante begrippen
Synoniemen

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.