regionaal
Nederlands
Woordafbreking
- re·gi·o·naal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. een regio’ voor het eerst aangetroffen in 1922 [1]
- afgeleid van het Franse région met het achtervoegsel -aal [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | regionaal | regionaler | regionaalst |
verbogen | regionale | regionalere | regionaalste |
partitief | regionaals | regionalers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
regionaal
- op de streek betrekking hebbend
- We hebben sinds enige tijd een regionale omroep.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- regionalist
Vertalingen
1. op de streek betrekking hebbend
Gangbaarheid
- Het woord regionaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'regionaal' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.