regerend

• Geluid:  regerend    (hulp, bestand)
• IPA: / rəˈɣerənt /

• re·ge·rend

• naamwoord van handeling regeren

regerend

1. (sport) van een sporter dat hij of zij de meest recente winnaar is van een titel

1. • Als er één afstand is waar de kansen van Dafne Schippers (26) het grootst zijn, dan is dat de 200 meter. De regerend wereldkampioene op die afstand komt vandaag in de halve finale in actie. Morgen staat de finale op het programma. [1] 

1. • Marit Bouwmeester heeft op de WK zeilen in het Deense Aarhus zilver veroverd in de Laser Radial-klasse. De Friezin, de regerend wereldkampioene, begon de medalrace met een achterstand van elf punten op de Belgische Emma Plasschaert. Die achterstand was te groot om te overbruggen. [2] 

2. de macht hebbend

1. • Het verhaal had allang de wereld uit kunnen zijn, taxeert een ingewijde. Maar door de halsstarrige houding en de regerende angsten binnen het fractiebestuur wordt dit steeds groter. [3] 

• [2] heersend

regerend

1. onvoltooid deelwoord van regeren

• Het woord regerend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.