reflexief
Nederlands
Woordafbreking
- re·flexief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘wederkerend’ voor het eerst aangetroffen in 1846 [1]
- afgeleid van reflexie met het achtervoegsel -ief [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | reflexief | reflexiever | reflexiefst |
verbogen | reflexieve | reflexievere | reflexiefste |
partitief | reflexiefs | reflexievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
reflexief
- reflexieve verba zijn wederkerende werkwoorden, reflexieve pronomen zijn wederkerende voornaamwoorden
- Reflexive werkwoorden gebruiken reflexieve voornaamwoorden die terug verwijzen naar het onderwerp van de zin.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- pre-reflexief
Afgeleide begrippen
- reflexiviteit
Gangbaarheid
- Het woord reflexief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reflexief' herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.