recidiveren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  recidiveren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌresidiˈverə(n)/
Woordafbreking
  • re·ci·di·ve·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

recidiveren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
recidiveren
recidiveerde
gerecidiveerd
zwak -d volledig
  1. nog een keer een strafbaar feit plegen na al één of meer keren te zijn veroordeelt
    • Uit onderzoek is allang gebleken dat kortgestraften vaak dezelfde problemen hebben als mensen die langer moeten zitten: geen huis, geen uitkering, geen ID-bewijs. Het zijn vaak de verwarden, werklozen, mensen met diepe schulden. En ze recidiveren even vaak als langgestraften. [2] 
    • En wanneer ze dat wel doen, is dat niet leidend bij het advies wat ze geven aan de rechter. Dettmeijer: "Gedragsdeskundigen en reclasseringswerkers kunnen niet voorspellen of iemand zal recidiveren. Niemand kan immers in de toekomst kijken. Daarom is het gebruiken van een wetenschappelijke methode zo belangrijk." [3] 
    • Hurst haalt onderzoek aan waarin wordt aangetoond dat dierenmishandelaars vaak recidiveren en noemt de lichte straf dan ook een "rechterlijke dwaling". [4] 
  1. weer ziek worden na genezen verklaard te zijn
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord recidiveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.