ready

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ready    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɛdi/
Woordafbreking
  • rea·dy
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bijwoord: klaar’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • van Engels ready [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen readyreadyerreadyst
verbogen --readyste
partitief ready'sreadyers-

Bijvoeglijk naamwoord

ready

  1. voldoende voorbereid op wat gaat gebeuren
    • Je voelt je ready, als een geladen wapen, je moet alleen die trigger overhalen. [3]
    • Aleid lachte. ‘Een gentleman die bij de Marble Arch gaat preeken? Enfin - alles is mogelijk. Ready?’ [4]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord ready staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
71 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
stellend vergrotend overtreffend
readyreadierreadiest

Bijvoeglijk naamwoord

ready

  1. klaar, gereed
Overerving en ontlening

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • rea·dy
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Engels

Bijvoeglijk naamwoord

ready

  1. klaar
  2. rijp, uitgegroeid
  1. «Wie weess mer as die Grummbiere ready sin?»
    Hoe weet men dat de aardappelen rijp zijn?
Opmerkingen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.