reaal
Nederlands
Woordafbreking
- re·aal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘munt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1343 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reaal | realen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (numismatiek) een historische oorspronkelijk Spaanse muntsoort, waarvan het soort metaal (goud, zilver of koper) en het gewicht van land tot land en periode tot periode kon verschillen
Verwijzingen
- "reaal" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- reaal op website: Etymologiebank.nl
- reaal op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.