razzia
Nederlands
Woordafbreking
- raz·zia
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘drijfjacht’ voor het eerst aangetroffen in 1863 [1]
- ontleend aan het Noord-Afrikaans-Arabische 'ḡāziya' (strooptocht) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | razzia | razzia's |
verkleinwoord | razziaatje | razziaatjes |
Zelfstandig naamwoord
razzia v / m
- Sinds de Tweede Wereldoorlog wordt razzia vooral geassocieerd met de jacht op o.a. joden door de Duitse bezettingsmacht
Gangbaarheid
- Het woord razzia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'razzia' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.