radiologisch
Nederlands
Woordafbreking
- ra·dio·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van radiologie met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | radiologisch | radiologischer | |
verbogen | radiologische | radiologischere | |
partitief | radiologisch | radiologischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
radiologisch
- (medisch) met betrekking tot het medisch specialisme dat zich bezig houdt met het opzoeken van de aard en de plaats van een ziekte, letsel of aandoening door middel van stralen of golven
- (wetenschap) met betrekking tot de wetenschap van de radioactiviteit
Gangbaarheid
- Het woord radiologisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'radiologisch' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.