röntgen
Nederlands
Woordafbreking
- rönt·gen
Zelfstandig naamwoord
röntgen m [2]
- (eenheid) eenheid van hoeveelheid röntgenstraling (geen SI-eenheid)
Afgeleide begrippen
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
röntgenen |
röntgen
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van röntgenen
- Ik röntgen.
- gebiedende wijs van röntgenen
- Röntgen!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van röntgenen
- Röntgen je?
Gangbaarheid
- Het woord röntgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'röntgen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.