pup

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pup    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pup
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘jonge hond’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1940 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pup pups
verkleinwoord pupje pupjes

Zelfstandig naamwoord

pup m

  1. (zoogdieren) jonge hond
    •  
Synoniemen
  1. puppy

Gangbaarheid

  • Het woord pup staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.