pup
Nederlands
Woordafbreking
- pup
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘jonge hond’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1940 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pup | pups |
verkleinwoord | pupje | pupjes |
Gangbaarheid
- Het woord pup staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pup' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.