punter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pun·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vaartuig’ voor het eerst aangetroffen in 1864 [1]
  • Naamwoord van handeling van punten of van punt met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord punter punters
verkleinwoord puntertje puntertjes

Zelfstandig naamwoord

punter m [3] [4] [5]

  1. (scheepvaart) scheepstype gekenmerkt door een vlakke bodem, rechte sterk hellende (vallende) stevens en hoekige spanten
Hyponiemen
  • driepunter, potloodpunter, tienpunter, zeilpunter
Afgeleide begrippen
  • punterjacht, punterman, puntertocht, puntertuig

Werkwoord

vervoeging van
punteren

punter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van punteren
    • Ik punter. 
  2. gebiedende wijs van punteren
    • Punter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van punteren
    • Punter je? 

Gangbaarheid

  • Het woord punter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
71 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.