punter
Nederlands
Woordafbreking
- pun·ter
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vaartuig’ voor het eerst aangetroffen in 1864 [1]
- Naamwoord van handeling van punten of van punt met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | punter | punters |
verkleinwoord | puntertje | puntertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (scheepvaart) scheepstype gekenmerkt door een vlakke bodem, rechte sterk hellende (vallende) stevens en hoekige spanten
Hyponiemen
- driepunter, potloodpunter, tienpunter, zeilpunter
Afgeleide begrippen
- punterjacht, punterman, puntertocht, puntertuig
Werkwoord
vervoeging van |
---|
punteren |
punter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van punteren
- Ik punter.
- gebiedende wijs van punteren
- Punter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van punteren
- Punter je?
Gangbaarheid
- Het woord punter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'punter' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "punter" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- punter op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.